Nokia 5700 XpressMusic

Page 117
background image
117
■ Medische apparatuur
Het gebruik van radiozendapparatuur, dus ook van draadloze telefoons, kan het 
functioneren van onvoldoende beschermde medische apparatuur nadelig beïnvloeden. 
Raadpleeg een arts of de fabrikant van het medische apparaat om vast te stellen of het 
apparaat voldoende is beschermd tegen externe RF-energie of als u vragen hebt. Schakel 
het apparaat uit in instellingen voor gezondheidszorg wanneer dat voorgeschreven 
wordt door ter plaatse aangegeven instructies. Ziekenhuizen en andere instellingen 
voor gezondheidszorg kunnen gebruik maken van apparatuur die gevoelig is voor externe 
RF-energie.
Geïmplanteerde medische apparatuur
Fabrikanten van medische apparatuur adviseren dat er minimaal 15,3 centimeter (6 inch) 
afstand moet worden gehouden tussen een draadloos apparaat en een geïmplanteerd 
medisch apparaat, zoals een pacemaker of geïmplanteerde hartdefibrillator, om mogelijke 
storing van het medische apparaat te voorkomen. Personen met dergelijke apparatuur 
dienen de volgende richtlijnen na te leven:
Houd het draadloos apparaat altijd minimaal 15,3 centimeter (6 inch) verwijderd van 
het medische apparaat wanneer het draadloze apparaat is ingeschakeld.
Draag het draadloze apparaat niet in een borstzak.
Houd het apparaat bij het oor aan de andere zijde van het lichaam dan de zijde waar het 
medische apparaat zich bevindt, om de kans op storingen te minimaliseren.
Schakel het draadloze apparaat onmiddellijk uit als u vermoedt dat er een storing is.
Lees en volg de richtlijnen van de fabrikant van het geïmplanteerde medische apparaat.
Als u vragen hebt over het gebruik van het draadloze apparaat met een geïmplanteerd 
medisch apparaat, neemt u contact op met uw arts.
Gehoorapparaten
Sommige digitale draadloze apparaten kunnen storingen in bepaalde gehoorapparaten 
veroorzaken. Neem contact op met uw serviceprovider als u last hebt van dergelijke 
storingen.
■ Voertuigen
RF-signalen kunnen van invloed zijn op elektronische systemen in gemotoriseerde 
voertuigen die verkeerd geïnstalleerd of onvoldoende afgeschermd zijn (bijvoorbeeld 
elektronische systemen voor brandstofinjectie, elektronische antislip- of antiblokkeer-
remsystemen, systemen voor elektronische snelheidsregeling of airbagsystemen). 
Raadpleeg de fabrikant, of diens vertegenwoordiger, van uw voertuig of van hieraan 
toegevoegde apparatuur, voor meer informatie.
Het apparaat mag alleen door bevoegd personeel worden onderhouden of in een auto 
worden gemonteerd. Ondeskundige installatie of reparatie kan gevaar opleveren en de