Nokia 6110 Navigator

Page 85
background image
85
U kunt de instellingen voor een toegangspunt ontvangen in een SMS-bericht van 
uw serviceprovider. Het is ook mogelijk dat het apparaat vooraf ingestelde 
instellingen voor het toegangspunt bevat.
Als u een nieuw toegangspunt wilt maken of een bestaand toegangspunt wilt 
bewerken, selecteert u 
Opties
Nieuw toegangspunt
 of 
Bewerken
. Als u een 
nieuw toegangspunt wilt maken met de instellingen van een bestaand 
toegangspunt, gaat u naar een toegangspunt en selecteert u 
Opties
Toegangspt 
dupliceren
.
Afhankelijk van het verbindingstype dat in 
Drager gegevens
 is geselecteerd, zijn 
slechts bepaalde instellingen beschikbaar. Vul alle velden in die zijn gemarkeerd 
met 
Te definiëren
 of met een sterretje.
Neem contact op met uw serviceprovider voor de volgende instellingen: 
Drager 
gegevens
Naam toegangspunt
 (alleen voor packet-gegevens), 
Inbelnummer
 
(alleen voor gegevensoproep), 
Gebruikersnaam
Wachtwoord
Verificatie
Homepage
Data-oproep
 (alleen voor gegevensoproep), en 
Max. snelheid gegev.
 
(alleen voor gegevensoproep).
Naam verbinding
 - Voer een beschrijvende naam voor de verbinding in.
Vraag om wachtw.
 - Als u telkens bij aanmelding op de server een nieuw 
wachtwoord moet invoeren of als u het wachtwoord niet op het apparaat wilt 
opslaan, selecteert u 
Ja
.
Selecteer 
Opties
Geavanc. instell.
 als u de IP-versie (Internet Protocol), het 
IP-adres van de telefoon, DNS-servers (Domain Name System), proxyserver en 
geavanceerde instellingen voor gegevensoproepen, zoals terugbellen, PPP-
compressie, aanmeldingsscript en een tekenreeks voor modeminitialisatie moet 
definiëren. Neem contact op met uw serviceprovider voor de juiste instellingen.
Packet-gegevens
De packet-gegevensinstellingen gelden voor alle toegangspunten waarvoor een 
packet-gegevensverbinding wordt gebruikt.
Packet-ggvnsverb.
 - Als u 
Autom. bij signaal
 selecteer en het netwerk packet-
gegevens ondersteunt, wordt het apparaat automatisch bij het GPRS-netwerk 
aangemeld en worden SMS-berichten verstuurd via een packet-
gegevensverbinding. Als u 
Wanneer nodig
, selecteert, wordt packet-
gegevensverbinding alleen gebruikt als u een toepassing of functie start die deze 
nodig heeft. De packet-gegevensverbinding kan worden verbroken wanneer deze 
niet meer door een toepassing wordt gebruikt.