Nokia 6210 Navigator

Page 70
background image
70
I n s t e l l i n g e n
Verbinding
Selecteer  
Instellingen
Telefooninst.
Verbinding
 en kies een van de 
volgende opties:
Bluetooth
 - Hiermee kunt u Bluetooth-technologie in- of uitschakelen, en 
Bluetooth-instellingen bewerken. Zie ’Instellingen voor Bluetooth-verbindingen’ 
op pag. 78.
USB
 - Hiermee kunt u USB-instellingen bewerken. Zie ’USB-verbinding’ op 
pag. 79.
Bestemmingen
 - Hiermee kunt u de verbindingsmethoden definiëren die worden 
gebruikt om een bepaalde bestemming te bereiken.
Packet-ggvns
 - Hiermee kunt u de instellingen voor packet-gegevens selecteren. 
De packet-gegevensinstellingen gelden voor alle toegangspunten waarvoor een 
packet-gegevensverbinding wordt gebruikt.
• Selecteer 
Packet-ggvnsverb.
Autom. bij signaal
 als u het apparaat in een 
packet-gegevensnetwerk wilt registreren zodra u zich binnen het bereik 
bevindt van een netwerk met ondersteuning voor packet-gegevens. Als 
u
Wanneer nodig
 selecteert, wordt packet-gegevensverbinding alleen 
gebruikt als u een toepassing of functie start die deze nodig heeft.
• Selecteer 
Toegangspunt
 om de naam van het toegangspunt in te stellen 
waarmee uw telefoon als modem bij de computer kan worden gebruikt.
Gegev.oproep
 - Hiermee kunt u de online tijd voor een gegevensoproepverbinding 
instellen. De instellingen voor gegevensoproepen gelden voor alle toegangspunten 
waarvoor een GSM-gegevensoproep wordt gebruikt.
Video delen
 - Hiermee stelt u de instellingen van uw SIP-profiel handmatig in. 
Presence
 (netwerkdienst) - Hiermee kunt u de aanwezigheidsinstellingen 
weergeven en bewerken. Verbindingstoepassingen zoals Push to Talk maken 
gebruik van de aanwezigheidsinstellingen. Deze instellingen kunt u krijgen bij 
uw serviceprovider.
SIP-instellingen
 - Hiermee kunt u SIP-profielen (Session Initiation Protocol) 
XDM-profiel
 - Hiermee kunt u een XDM-profiel maken of bewerken. Instellingen 
zijn voor communicatietoepassingen zoals aanwezigheid en Push to Talk. Hiermee 
kan de serviceprovider toegang krijgen tot bepaalde gebruikersinformatie die in de 
netwerkservers wordt opgeslagen, maar wordt beheerd door de gebruiker,