Nokia E65

Page 98
background image
Als u software wilt verwijderen, opent u het hoofdscherm van Toepassingsbeheer en selecteert u 
Opties
 > 
Verwijderen
.
Als u software hebt verwijderd, kunt u deze alleen opnieuw installeren met het oorspronkelijke softwarebestand, of door een
volledige back-up van het verwijderde softwarepakket te herstellen. Als u een softwarepakket verwijdert, kunt u mogelijk niet
langer bestanden openen die met de verwijderde software zijn gemaakt. Als een ander softwarepakket afhankelijk is van het
verwijderde softwarepakket, is het mogelijk dat deze software niet meer werkt. Raadpleeg de documentatie van het
geïnstalleerde softwarepakket voor meer informatie.
Installatielogboek weergeven
Als u het installatielogboek wilt weergeven, selecteert u 
Opties
 > 
Logboek bekijken
. Er wordt een lijst weergegeven met
software die is geïnstalleerd en verwijderd en de datum waarop dat is gebeurd. Als u problemen met het apparaat ondervindt
nadat u een softwarepakket hebt geïnstalleerd, kunt u met deze lijst proberen te achterhalen welk softwarepakket het probleem
veroorzaakt. De informatie in deze lijst kan u ook helpen problemen te ontdekken die worden veroorzaakt door
softwarepakketten die onderling niet compatibel zijn.
Instellingen
Als u installatie-instellingen wilt wijzigen, selecteert u 
Opties
 > 
Instellingen
 en maakt u een keuze uit de volgende opties:
Software-installatie
 — Geef aan of u alleen ondertekende toepassingen of alle toepassingen wilt installeren.
Online certif.controle
 — Als u de geldigheid van certificaten wilt controleren bij het installeren van een toepassing, selecteert
Aan
.
Standaardwebadres
 — De geldigheid van een certificaat wordt gecontroleerd aan de hand van het standaardadres als in het
certificaat niet het bijbehorende webadres wordt vermeld.
Beveiligingsinstellingen voor Java-toepassingen opgeven
Als u beveiligingsinstellingen voor een Java-toepassing wilt opgeven, selecteert u 
Opties
 > 
Suiteinstellingen
.
U kunt opgeven tot welke functies de Java-toepassing toegang heeft. Welke waarde u voor elke functionaliteit kunt instellen is
afhankelijk van het beveiligingsdomein van het softwarepakket.
Netwerktoegang
 — Een gegevensverbinding naar het netwerk maken.
Berichten
 — Berichten verzenden.
Toep. autom. starten
 — De toepassing automatisch starten.
Connectiviteit
 — Een lokale gegevensverbinding activeren, zoals Bluetooth.
Multimedia
 — Foto's maken of video of geluid opnemen.
Gebr.gegevens lezen
 — Agenda-items, contacten of andere persoonlijke gegevens lezen.
Gebr.geg. bewerken
 — Persoonlijke gegevens toevoegen, bijvoorbeeld een adres in de contactenlijst.
U kunt instellen op welke wijze u een Java-toepassing toegang tot apparaatfuncties toestaat. Selecteer een van de volgende
opties:
Altijd vragen
 — Elke keer dat een Java-toepassing een functionaliteit gebruikt, wordt eerst om bevestiging gevraagd.
1e keer vragen
 — Alleen de eerste keer dat een Java-toepassing een functionaliteit gebruikt, wordt om bevestiging gevraagd.
Altijd toegestaan
 — De Java-toepassing mag de functionaliteit gebruiken zonder bevestiging.
Niet toegestaan
 — De Java-toepassing mag de functionaliteit niet gebruiken.
De beveiliginginstellingen zorgen ervoor dat het apparaat wordt beveiligd tegen schadelijke Java-toepassing die zonder
toestemming functies van het apparaat gebruiken. Selecteer alleen 
Altijd toegestaan
 als u de leverancier en de betrouwbaarheid
van de toepassing kent.
Certificaatbeheer
Belangrijk:  Hoewel het gebruik van certificaten de risico's van externe verbindingen en de installatie van software
aanzienlijk beperkt, moet u de certificaten wel op de juiste wijze gebruiken om te kunnen profiteren van een verbeterde
beveiliging. De aanwezigheid van een certificaat biedt op zichzelf geen enkele bescherming. De beveiliging wordt pas
verbeterd als de certificaten correct, authentiek of vertrouwd zijn. Certificaten hebben een beperkte geldigheid. Als
wordt aangegeven dat het certificaat is verlopen of dat het nog niet geldig is, terwijl het certificaat geldig zou moeten
zijn, controleert u dan of de huidige datum en tijd van het apparaat goed zijn ingesteld.
Voordat u certificaatinstellingen wijzigt, moet u controleren of de eigenaar van het certificaat kan worden vertrouwd
en of het certificaat werkelijk van de opgegeven eigenaar afkomstig is.
Digitale certificaten worden gebruikt om de oorsprong van software te controleren, maar ze bieden geen waarborg voor de
veiligheid. Er zijn drie typen certificaten: autorisatiecertificaten, persoonlijke certificaten en servercertificaten. Tijdens een
beveiligde verbinding kan een server een servercertificaat naar uw apparaat verzenden. Na ontvangst wordt het certificaat
geverifieerd door een autorisatiecertificaat in uw apparaat. U krijgt een melding als de identiteit van de server niet betrouwbaar
is of als uw apparaat niet het juiste certificaat heeft.
I n s t r u m e n t e n
© 2007 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
98