Nokia E70

Page 47
background image
Naam verbinding
 — Voer een beschrijvende naam in voor de verbinding.
Drager gegevens
 — Selecteer 
Wireless LAN
.
WLAN-netwerknaam
 — Als u de SSID (Service Set Identifier) ofwel de naam waarmee het wireless LAN wordt
geïdentificeerd, wilt invoeren, selecteert u 
Handmatig opgeven
. Als u het netwerk wilt kiezen uit de wireless LAN's in het
bereik, selecteert u 
Netw.namen zken
.
Netwerkstatus
 — Selecteer 
Verborgen
 als het netwerk waarmee u verbinding maakt, verborgen is. Selecteer 
Openbaar
als het netwerk niet verborgen is.
WLAN-netwerkmodus
 — Als u 
Infrastructuur
 selecteert, kunnen apparaten met elkaar en met vaste LAN-apparaten
communiceren via een wireless LAN-toegangspunt. Als u 
Ad-hoc
 selecteert, kunnen apparaten rechtstreeks gegevens
verzenden naar en ontvangen van elkaar en is er geen wireless LAN-toegangspunt vereist.
WLAN-beveil.modus
 — U moet dezelfde beveiligingsmodus selecteren die wordt gebruikt in het wireless LAN-
toegangspunt. Als u WEP (Wired Equivalent Privacy), 802.1x of WPA2 (Wi-Fi Protected Access) selecteert, moet u ook de
betreffende extra instellingen configureren.
WLAN-beveil.instell.
 — Bewerk de beveiligingsinstellingen voor de geselecteerde 
WLAN-beveil.modus
.
Homepage
 — Geef het webadres op van de pagina die u in het display wilt weergeven wanneer u dit toegangspunt
gebruikt.
De instellingen die gewijzigd kunnen worden, kunnen verschillen.
Geavanceerde instellingen voor een wireless LAN-internettoegangspunt
Selecteer 
Menu
 > 
Instrum.
 > 
Instell.
 > 
Verbinding
 > 
Toegangspunten
.
Nadat u de basisinstellingen voor het wireless LAN-internettoegangspunt hebt gedefinieerd, selecteert u 
Opties
 > 
Geavanc.
instell.
 en definieert u de volgende geavanceerde instellingen:
IPv4-instellingen
 — Voer het IP-adres en naamserveradres van het apparaat in voor het IPv4-internetprotocol.
IPv6-instellingen
 — Selecteer de naamserveradressen voor het IPv6-internetprotocol of selecteer deze.
Ad-hoc kanaal
 — Als de geselecteerde netwerkmodus 'ad-hoc' is, selecteert u 
Dr gebr. gedefinieerd
 om handmatig een
kanaalnummer in te voeren (1-11).
Proxy-serveradres
 — Voer het adres van de proxyserver in.
Proxy-poortnummer
 — Voer het poortnummer van de proxyserver in.
De instellingen die gewijzigd kunnen worden, kunnen verschillen. Neem contact op met uw serviceprovider voor meer
informatie.
Kabelverbinding
Installeer het stuurprogramma voor de USB-gegevenskabel in uw pc voordat u een kabelverbinding gaat gebruiken. U kunt de
modus voor 
Gegevensoverdracht
 gebruiken zonder stuurprogramma's voor de USB-gegevenskabel te installeren.
Selecteer 
Menu
 > 
Connect.
 > 
Gegev.kabel
.
Met een USB-gegevenskabel kunt u het apparaat aansluiten op een compatibele pc. Sluit de USB-gegevenskabel aan op de
onderzijde van het apparaat. Als u het type wilt wijzigen van het apparaat dat u gewoonlijk via de gegevenskabel aansluit op
uw apparaat, drukt u op de joystick.
Maak een keuze uit de volgende opties:
Vragen bij verbinding
 — Instellen of elke keer naar het apparaattype wordt gevraagd wanneer u de gegevenskabel op uw
apparaat aansluit.
PC Suite
 — Nokia PC Suite via de gegevenskabel verbinden met uw apparaat of uw apparaat als modem gebruiken.
Gegevensoverdracht
 — Gegevens zoals muziek of afbeeldingen vanuit uw pc openen of overbrengen met de
gegevenskabelverbinding. Als u de modus 
Gegevensoverdracht
 wilt gebruiken, zorgt u dat USB niet is geselecteerd als
verbindingstype in de Settings Manager voor verbindingen in Nokia PC Suite. Plaats een geheugenkaart in het apparaat,
verbind het apparaat via de USB-gegevenskabel met een compatibele computer en selecteer 
Gegevensoverdracht
 wanneer
het apparaat vraagt welke modus u wilt gebruiken. In deze modus gedraagt het apparaat zich als een medium voor
massaopslag en wordt het op uw computer weergegeven als een verwisselbare schijf. Het profiel 
Offline
 wordt actief als u
deze optie selecteert. Beëindig de verbinding vanuit de pc, bijvoorbeeld met de wizard Hardware ontkoppelen of uitwerpen
in Windows, om te voorkomen dat de geheugenkaart beschadigd raakt. Nadat u de verbinding hebt beëindigd, schakelt het
apparaat terug naar het profiel dat actief was voordat u de modus voor gegevensoverdracht activeerde.
IP-passthrough
 — Een toegangspunt selecteren voor het overbrengen van gegevens via het internetprotocol.
Selecteer 
Terug
 om uw selectie op te slaan.
IP-passthrough
Selecteer 
Menu
 > 
Connect.
 > 
Gegevenskabel
 > 
Opties
 > 
Wijzigen
 > 
IP-passthrough
.
Met de toepassing 
IP-passthrough
 kunt u via een gegevenskabel een netwerkverbinding tot stand brengen tussen uw apparaat
en een compatibele pc.
C o n n e c t i v i t e i t
Copyright © 2006 Nokia. All Rights Reserved.
47