Nokia E70

Page 94
background image
14.
Apparaatbeheer
Beheer gegevens en software op uw apparaat.
Serverprofielinstellingen
Selecteer 
Menu
 > 
Connectiviteit
 > 
App.beh.
.
Als u een serverprofiel wilt maken, selecteert u 
Opties
 > 
Nieuw serverprofiel
 en maakt u een keuze uit de volgende opties:
Servernaam
 — Voer een naam in voor de configuratieserver.
Server-ID
 — Voer een unieke ID in om de configuratieserver aan te duiden. Neem contact op met uw serviceprovider voor de
juiste instellingen.
Serverwachtwoord
 — Voer een wachtwoord in waarmee de server door uw apparaat wordt herkend wanneer de server een
configuratiesessie start.
Sessiemodus
 — Selecteer het gewenste type verbinding naar de server.
Toegangspunt
 — Selecteer het toegangspunt om verbinding te maken met de server.
Hostadres
 — Voer de URL van de server in.
Poort
 — Voer het poortnummer van de server in.
Gebruikersnaam
 en 
Wachtwoord
 — Voer uw naam en wachtwoord in waarmee uw apparaat door de server wordt herkend
wanneer u een configuratiesessie start.
Config. toestaan
 — Selecteer 
Ja
 om configuratie-instellingen van deze server te kunnen ontvangen.
Autom. accepteren
 — Selecteer 
Nee
 om ervoor te zorgen dat uw apparaat om bevestiging vraagt voordat configuratie vanaf
deze server wordt geaccepteerd.
Als u een bestaand serverprofiel wilt bewerken, selecteert u 
Opties
 > 
Profiel bewerken
.
Apparaatbeheer (netwerkdienst)
Selecteer 
Menu
 > 
Connectiviteit
 > 
App.beh.
.
U kunt een verbinding tot stand brengen en configuratie-instellingen voor uw apparaat ontvangen. U kunt serverprofielen en
verschillende configuratie-instellingen ontvangen van uw netwerkoperator, serviceproviders en van de afdeling
informatiebeheer van uw bedrijf. Configuratie-instellingen kunnen verbindings- en andere instellingen bevatten, die worden
gebruikt door verschillende toepassingen in uw apparaat. De beschikbare opties kunnen verschillen.
De verbinding voor apparaatbeheer wordt gewoonlijk door de server gestart wanneer de apparaatinstellingen moeten worden
bijgewerkt.
Instellingen voor Apparaatbeheer
In de hoofdweergave van 
App.beh.
 selecteert u 
Opties
 en maakt u een keuze uit de volgende opties:
Configuratie starten
 — Een verbinding tot stand brengen en configuratie-instellingen voor uw apparaat ontvangen.
Nieuw serverprofiel
 — Een nieuw serverprofiel maken.
Profiel bewerken
 — De profielinstellingen wijzigen.
Verwijderen
 — Het geselecteerde profiel verwijderen.
Conf. inschakelen
 — Selecteer deze optie als u configuratie-instellingen wilt blijven ontvangen van de servers waarvoor u
een serverprofiel hebt en waarvoor u deze optie hebt ingeschakeld.
Conf. uitschakelen
 — Selecteer deze optie om de ontvangst te beëindigen van configuratie-instellingen van alle servers
waarvoor u een serverprofiel hebt.
Logboek bekijken
 — Het configuratielogboek van het geselecteerde profiel weergeven.
Een configuratieprofiel maken
Als u een nieuw profiel voor de configuratieserver wilt maken, selecteert u 
Opties
 > 
Nieuw serverprofiel
 en maakt u een keuze
uit de volgende instellingen. Neem contact op met uw serviceprovider voor de juiste waarden.
Servernaam
 — Voer een naam in voor de configuratieserver.
Server-ID
 — Voer een unieke ID in om de configuratieserver aan te duiden.
Serverwachtwoord
 — Voer een wachtwoord in om uw apparaat bij de server te identificeren.
Sessiemodus
 — Selecteer het gewenste verbindingstype.
Toegangspunt
 — Selecteer het toegangspunt voor de verbinding of maak een nieuw toegangspunt. U kunt er ook voor kiezen
dat u naar het toegangspunt wordt gevraagd telkens wanneer u verbinding maakt.
Hostadres
 — Voer het webadres van de configuratieserver in.
Poort
 — Voer het poortnummer van de server in.
Gebruikersnaam
 — Voer de gebruikers-ID voor de configuratieserver in.
Wachtwoord
 — Voer uw wachtwoord voor de configuratieserver in.
Copyright © 2006 Nokia. All Rights Reserved.
94