Nokia E70

Page 75
background image
Identificatie verz.
 — Selecteer 
Ja
 om uw telefoonnummer weer te geven aan de persoon naar wie u belt, of selecteer 
Ingst.
door netw.
 om het netwerk te laten bepalen of uw beller-ID wordt verzonden.
Netoproep-ID verzndn
 — Schakel deze functie in om uw internetoproep-ID weer te geven voor de persoon naar wie u belt.
Oproep in wachtrij
 — Selecteer 
Activeren
 om een melding te ontvangen als er een nieuwe oproep binnenkomt terwijl u belt,
of selecteer 
Controleer status
 om te controleren of de functie actief is in het netwerk.
Wachtende internetopr.
 — Activeer deze functie om een melding te ontvangen als er een nieuwe oproep binnenkomt terwijl
u belt via internet.
Melding internetopr.
 — Activeer deze functie als u de beller een melding wilt terugsturen dat u in gesprek ben. Als u de functie
uitschakelt, verzendt het apparaat een bezettoon naar de beller en ontvangt u een melding over de gemiste oproep.
Stndrdgesprekstype
 — Selecteer 
Mobiele telefoon
 om normaal naar het telefoonnummer te bellen of selecteer 
Internet
 om
VoIP te gebruiken om naar het nummer of adres te bellen.
Opr. weig. met SMS
 — Selecteer 
Ja
 om de persoon die u belt, automatisch een tekstbericht toe te sturen met de reden waarom
u de inkomende oproep niet kunt beantwoorden.
Berichttekst
 — Voer de tekst in die moet worden verzonden wanneer u een inkomende oproep niet kunt beantwoorden en
automatisch een tekstbericht als antwoord wilt verzenden.
Afb. in video-oproep
 — Selecteer 
Gesel. gebruiken
 om een statische afbeelding te selecteren die in plaats van video wordt
weergegeven tijdens video-oproepen, of selecteer 
Geen
 om geen afbeelding te verzenden tijdens een video-oproep.
Autom. herkiezen
 — Selecteer 
Aan
 om het nummer opnieuw te kiezen als dit bij de eerste poging in gesprek was. Er worden
maximaal 10 pogingen gedaan om de verbinding tot stand te brengen.
Samenvatting na opr.
 — Selecteer 
Aan
 om kort de duur van het laatste gesprek weer te geven.
Snelkeuze
 — Selecteer 
Aan
 om snelkeuze op uw apparaat te activeren. U kunt het telefoonnummer dat aan de
snelkeuzetoetsen (2 -9) is toegewezen, kiezen door de betreffende toets ingedrukt te houden.
Aannem. willek. toets
 — Selecteer 
Aan
 om een inkomende oproep te beantwoorden door kort op een willekeurige toets te
drukken, met uitzondering van de eindetoets.
Lijn in gebruik
 — Selecteer 
Lijn 1
 of 
Lijn 2
 om de telefoonlijn voor uitgaande oproepen en tekstberichten te wijzigen
(netwerkdienst). Deze instelling wordt alleen weergegeven als de SIM-kaart de dienst voor het wisselen van lijnen en het
abonneren op twee telefoonlijnen ondersteunt.
Lijn wijzigen
 — Selecteer 
Uitschakelen
 om de keuze van een telefoonlijn te blokkeren (netwerkdienst). Als u deze instelling
wilt wijzigen, hebt u de PIN2/code nodig.
Melding internetopr.
 — Selecteer 
Uit
 om inkomende internetoproepen te waarschuwen dat het apparaat bezet is, of selecteer
Aan
 om inkomende internetoproepen te beantwoorden.
Verbindingsinstellingen
Selecteer 
Menu
 > 
Instrum.
 > 
Instell.
 > 
Verbinding
 en maak een keuze uit de volgende opties:
Toegangspunten
 — Nieuwe toegangspunten instellen of bestaande toegangspunten bewerken. Sommige of alle
toegangspunten kunnen vooraf voor uw apparaat zijn ingesteld door uw serviceprovider, waardoor u ze niet kunt maken,
bewerken of verwijderen.
Toegangspuntengr.
 — Nieuwe toegangspunten instellen of bestaande toegangspunten bewerken die worden gebruikt bij
het automatisch tot stand brengen van verbindingen en e-mailroaming.
Packet-gegevens
 — Vaststellen welke packet-gegevensverbindingen worden gebruikt en het toegangspunt invoeren als u
uw apparaat als modem voor een computer gebruikt.
Instell. internettelefoon
 — Instellingen voor internetoproepen definiëren.
SIP-instellingen
 — SIP-profielen (Session Initiation Protocol) weergeven of instellen.
Data-oproep
 — De time-out instellen waarna gegevensverbindingen automatisch moeten worden verbroken.
VPN
 — VPN-beleid installeren en beheren, VPN-beleidsservers beheren, het VPN-logboek bekijken en VPN-toegangspunten
maken en beheren.
Wireless LAN
 — Instellen of een indicator moet worden weergegeven wanneer een wireless LAN beschikbaar is en opgeven
hoe vaak het apparaat naar netwerken moet zoeken.
Configuraties
 — Weergeven en verwijderen van vertrouwde servers waarvan uw apparaat configuratie-instellingen kan
ontvangen.
Neem voor informatie over wireless LAN of een abonnement op een packetgegevensdienst en de bijbehorende verbindings en
configuratieinstellingen contact op met uw netwerkoperator of serviceprovider.
De instellingen die gewijzigd kunnen worden, kunnen verschillen.
Toegangspunten
Selecteer 
Menu
 > 
Instrum.
 > 
Instell.
 > 
Verbinding
 > 
Toegangspunten
.
Een toegangspunt is het punt waar uw apparaat via een gegevensverbinding verbinding maakt met het netwerk. Als u e-mail‐
en multimediadiensten wilt gebruiken en webpagina's wilt weergeven, moet u eerst toegangspunten definiëren voor deze
diensten.
I n s t e l l .
Copyright © 2006 Nokia. All Rights Reserved.
75