Nokia E61i

Page 61
background image
Afhankelijk van de status kunt u de webbrowser starten via een wireless LAN-verbinding, de verbinding met een wireless LAN
verbreken, zoeken naar wireless LAN's of het zoeken naar netwerken in- of uitschakelen.
Als het zoeken naar wireless LAN's is uitgeschakeld en u bent niet met een wireless LAN verbonden, wordt 
WLAN-scan uit
weergegeven in de actieve standby-modus. Als u het zoeken naar beschikbare wireless LAN's wilt inschakelen, selecteert u de
status en drukt u op de bladertoets.
Als u het zoeken naar beschikbare wireless LAN's wilt inschakelen, selecteert u een status, drukt u op de bladertoets en selecteert
Zoeken naar WLAN
. Als u het zoeken naar beschikbare wireless LAN's wilt uitschakelen, selecteert u een status, drukt u op de
bladertoets en selecteert u 
WLAN-scan uitschakln
.
Wanneer 
Browsen starten
 wordt geselecteerd, maakt de WLAN-wizard automatisch een internettoegangspunt (IAP) voor het
geselecteerde wireless LAN. Het internettoegangspunt kan ook worden gebruikt voor andere toepassingen waarvoor een
wireless LAN-verbinding is vereist.
Als u een beveiligd wireless LAN-netwerk selecteert, wordt u gevraagd de relevante toegangscodes in te voeren. Als u verbinding
wilt maken met een verborgen netwerk, moet u de juiste verborgen SSID (Service Set Identifier) invoeren.
U kunt de WLAN-wizard ook afzonderlijk starten voor meer informatie over wireless LAN's binnen het ontvangstbereik. Selecteer
Menu
 > 
Connect.
 > 
WLAN-wiz.
. Gevonden netwerken worden weergegeven.
Ga naar het gewenste netwerk, selecteer 
Opties
 en maak een keuze uit de volgende opties:
Browsen starten
 of 
Doorg. met browsen
 — Het browsen starten of daarmee doorgaan met behulp van het
internettoegangspunt van het wireless LAN.
WLAN-verb. verbrkn
 — De actieve verbinding met het wireless LAN verbreken.
Vernieuwen
 — De lijst met beschikbare wireless LAN's bijwerken
Details
 — De details van het wireless LAN weergeven.
Toeg.punt definiëren
 — Een internettoegangspunt maken zonder de webbrowser te starten.
Schakel altijd een van de beschikbare encryptiemethoden in om de beveiliging van uw wireless LAN-verbinding te vergroten.
Het gebruik van codering verkleint het risico van onrechtmatige toegang tot uw gegevens.
Wireless LAN-toegangspunten
Als u wilt zoeken naar beschikbare LAN's binnen het bereik, selecteert u 
Menu
 > 
Connect.
 > 
WLAN-wiz.
. Als u een
internettoegangspunt in een wireless LAN wilt maken, selecteert u 
Opties
 > 
Toeg.punt definiëren
. Als u de details van een in
de lijst weergegeven netwerk wilt zien, selecteert u 
Opties
 > 
Details
.
Wanneer u in een toepassing wordt gevraagd een toegangspunt te selecteren, selecteert u het gemaakte toegangspunt. U kunt
ook een internettoegangspunt maken door 
Zoeken naar WLAN
 te selecteren of 
Verb.beh.
 te gebruiken om
internettoegangspunten te maken. 
Een wireless LAN-toegangspunt handmatig definiëren
Als u de WLAN-wizard niet kunt gebruiken, kunt u wireless LAN-toegangspunten handmatig definiëren.
1. Selecteer 
Menu
 > 
Instrum.
 > 
Instell.
 > 
Verbinding
 > 
Toegangspunten
.
2. Selecteer 
Opties
 > 
Nieuw toegangspunt
. Als u een bestaand toegangspunt wilt gebruiken als basis voor een nieuw
toegangspunt, selecteert u 
Huidige inst. gebruik.
. Als u wilt beginnen met leeg toegangspunt, selecteert u 
Standaardinst.
gebr.
.
3. Definieer de volgende instellingen:
Naam verbinding
 — Voer een beschrijvende naam in voor de verbinding.
Drager gegevens
 — Selecteer 
Wireless LAN
.
WLAN-netwerknaam
 — Als u de SSID (Service Set Identifier) wilt invoeren, selecteert u 
Handmatig opgeven
. De SSID is de
naam waarmee het specifieke wireless LAN wordt aangeduid. Als u het netwerk wilt kiezen uit de wireless LAN's in het
bereik, selecteert u 
Netw.namen zken
.
Netwerkstatus
 — Selecteer 
Verborgen
 als het netwerk waarmee u verbinding maakt, verborgen is, of selecteer
Openbaar
 als dat niet het geval is.
WLAN-netwerkmodus
 — Als u 
Infrastructuur
 selecteert, kunnen apparaten met elkaar en met vaste LAN-apparaten
communiceren via een wireless LAN-toegangspunt. Als u 
Ad-hoc
 selecteert, kunnen apparaten rechtstreeks gegevens
verzenden naar en ontvangen van elkaar en is er geen wireless LAN-toegangspunt vereist.
WLAN-beveil.modus
 — U moet dezelfde beveiligingsmodus selecteren die wordt gebruikt in het wireless LAN-
toegangspunt. Als u WEP (Wired Equivalent Privacy), 802.1x of WPA2 (Wi-Fi Protected Access) selecteert, moet u ook de
betreffende extra instellingen configureren.
WLAN-beveil.instell.
 — Bewerk de beveiligingsinstellingen voor de geselecteerde 
WLAN-beveil.modus
.
Homepage
 — Geef het webadres op van de pagina die u in het display wilt weergeven wanneer u dit toegangspunt
gebruikt.
De instellingen die gewijzigd kunnen worden, kunnen verschillen.
W i r e l e s s   L A N   ( W i r e l e s s   L o c a l   A r e a   N e t w o r k )
© 2007 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
61