Nokia E61i

Page 92
background image
19.
Beveiliging
Apparaatbeveiliging
Selecteer 
Menu
 > 
Instrumenten
 > 
Instell.
 > 
Beveiliging
 > 
Telefoon en SIM
.
U kunt de beveiligingsinstellingen voor de PIN-code, automatische blokkering en het verwisselen van de SIM-kaart wijzigen en
codes en wachtwoorden aanpassen.
Zorg ervoor dat u toegangscodes gebruikt die afwijken van de alarmnummers, om te voorkomen dat u per ongeluk het
alarmnummer kiest.
Codes worden als sterretjes weergegeven. Wanneer u een code wilt wijzigen, voert u eerst de huidige code in en typt u daarna
tweemaal de nieuwe code.
Beveiligingsinstellingen definiëren
Als u apparaat- en SIM-kaartinstellingen wilt definiëren, selecteert u een instelling en 
Opties
 > 
Wijzigen
.
Wanneer de oproepen beperkt zijn tot specifieke gebruikersgroepen, kunt u soms nog wel het geprogrammeerde alarmnummer
kiezen.
Definieer de volgende instellingen:
PIN-code vragen
 — Selecteer 
Aan
 om naar de PIN-code te vragen wanneer het apparaat wordt ingeschakeld. Deze instelling
kan niet worden gewijzigd als het apparaat is uitgeschakeld. Voor sommige SIM-kaarten kan het verzoek om de PIN-code
niet worden uitgeschakeld.
PIN-code
 — De PIN-code wijzigen. De PIN-code moet 4 tot 8 cijfers lang zijn. De PIN-code (Personal Identification Number)
beveiligt de SIM-kaart tegen onbevoegd gebruik en wordt bij de SIM-kaart geleverd. Nadat driemaal achter elkaar een
verkeerde PIN-code is ingevoerd, wordt de PIN-code geblokkeerd en moet u de blokkering opheffen met de PUK-code voordat
u de SIM-kaart weer kunt gebruiken.
PIN2-code
 — De PIN2-code wijzigen. De PIN2-code moet 4 tot 8 cijfers lang zijn. De PIN2-code geeft toegang tot bepaalde
functies van het apparaat en wordt bij de SIM-kaart geleverd. Nadat driemaal achter elkaar een verkeerde PIN2-code is
ingevoerd, wordt de PIN2-code geblokkeerd en moet u de blokkering opheffen met de PUK2-code voordat u de SIM-kaart
weer kunt gebruiken.
Periode autom. blok.
  — Hiermee kunt u een time-out instellen waarna het apparaat automatisch wordt geblokkeerd en
alleen kan worden gebruikt als de juiste (de)blokkeringscode wordt ingevoerd. Geef het aantal minuten voor de time-out op
of selecteer 
Geen
 als u de automatische blokkering wilt uitschakelen. Wanneer het apparaat is vergrendeld, kunt u nog steeds
inkomende oproepen beantwoorden en kunt u in sommige gevallen het alarmnummer kiezen dat in uw apparaat is
geprogrammeerd.
Blokkeringscode
 — De blokkeringscode wijzigen. De nieuwe code kan uit 4-255 tekens bestaan. U kunt zowel letters als cijfers
en zowel hoofdletters als kleine letters gebruiken. U krijgt een melding als de blokkeringscode niet juist is opgemaakt. De
standaardcode is 12345. Wijzig de code om onbevoegd gebruik van het apparaat te voorkomen. Houd de nieuwe code geheim
en bewaar deze uit de buurt van het apparaat.
Blok. als SIM gewijz.
 — Hiermee kunt u instellen dat het apparaat om de blokkeringscode vraagt wanneer een onbekende
SIM-kaart in het apparaat wordt geplaatst. Het apparaat houdt een lijst bij met SIM-kaarten die herkend worden als kaarten
van de eigenaar.
Ext. blokkering toest.
 — Als u deze optie inschakelt, kunt u het apparaat vergrendelen door een vooraf gedefinieerd
tekstbericht vanaf een andere telefoon te verzenden. Wanneer u deze optie inschakelt, moet u het bericht voor vergrendelen
op afstand invoeren en het bericht bevestigen. Het bericht moet uit ten minste 5 tekens bestaan. U kunt maximaal 8 tekens
gebruiken. Als u meer dan 8 tekens gebruikt, kan dit voorkomen dat de geheugenkaart wordt vrijgegeven zodat u deze
opnieuw moet formatteren. Als u de geheugenkaart opnieuw moet formatteren, gaan alle gegevens op de kaart verloren.
Bep. grp gebruikers
 (netwerkdienst) — Een groep personen opgeven naar wie u kunt bellen en die u kunnen bellen.
SIM-diensten bevest.
 (netwerkdienst) — Instellen dat het apparaat bevestigingsberichten weergeeft wanneer u een SIM-
kaartdienst gebruikt.
Het blokkeerwachtwoord wijzigen
Als u het wachtwoord voor het blokkeren van spraak-, fax- en gegevensoproepen wilt wijzigen, selecteert u 
Menu
 > 
Instrum.
 >
Instellingen
 > 
Oproepblokk.
 > 
Mob. opr. blokkeren
 > 
Opties
 > 
Blokk. wachtw. wijz.
. Typ het huidige wachtwoord en typ
vervolgens tweemaal het nieuwe wachtwoord. Het blokkeerwachtwoord moet uit vier cijfers bestaan. Neem contact op met
uw serviceprovider voor meer informatie.
Vaste nummers
Wanneer de functie Vaste nummers is ingeschakeld, kunt u soms nog wel het geprogrammeerde alarmnummer kiezen.
Druk op de contactentoets. Selecteer 
Opties
 > 
SIM-contacten
 > 
Nrs. vaste contacten
.
© 2007 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
92