Nokia 9500 Communicator

Page 52
background image
Hoofdlettergevoelig
 als u op hoofdletters wilt sorteren. Als u meerdere rijen of kolommen hebt geselecteerd, gaat u naar het
tweede of derde tabblad om de volgende kolom of rij te sorteren.
Als u een functie in een geselecteerde cel wilt invoegen, drukt u op 
Functie invoegen
 in het werkblad. Functies worden gebruikt
om berekeningen te automatiseren. U kunt kiezen uit verschillende functiecategorieën. Elke categorie bevat een reeks functies.
Met MIN wordt bijvoorbeeld de laagste waarde in de numerieke inhoud van een geselecteerd cellenbereik gezocht, met AVERAGE
wordt het gemiddelde van de waarden berekend en met SUM worden de waarden opgeteld. Nadat u de cellen hebt geselecteerd,
drukt u op 
Gereed
. De functie wordt ingevoegd in de geselecteerde werkbladcel. Druk in het werkblad op 
Puntverwijzing
,
selecteer met Shift+bladertoets de cellen waarop u de functie wilt toepassen en druk op 
OK
.
Voorbeeld:  U wilt de getallen in cel C2 tot en met C6 optellen en het resultaat weergeven in cel C7. Selecteer cel C7 en
druk op 
Functie invoegen
. Selecteer de functie SUM, druk op 
OK
 en druk op 
Gereed
. Druk op 
Puntverwijzing
, selecteer
met Shift+bladertoets het cellenbereik C2 tot en met C6 en druk op 
OK
. De som verschijnt in cel C7.
Als u cellen wilt benoemen, selecteert u de gewenste cellen, drukt u op Menu en selecteert u 
Invoegen
 > 
Naam
 >
Toevoegen
. Voer de naam voor de cel of het cellenbereik in. De coördinaten van de cellen die u in het werkblad hebt geselecteerd,
worden automatisch ingevoegd in het veld 
Waarde
. U kunt nieuwe coördinaten invoeren om de celselectie te wijzigen. U kunt
ook cijfers of letters invoeren voor gebruik in verschillende functies.
Tip: U kunt celnamen gebruiken om het berekenen van functies doorzichtiger te maken. Zo kunt u bijvoorbeeld cellen
met de namen Huur en Levensonderhoud aftrekken van een cel met de naam Salaris wanneer u wilt berekenen welk
bedrag na aftrek van de vaste kosten overblijft voor vakanties.
Grafiekbladen maken en wijzigen
Grafiekbladen bevatten grafieken op basis van gegevens in werkbladen. Wanneer u de gegevens in een werkblad wijzigt, wordt
de grafiek automatisch bijgewerkt.
Als u een grafiekblad wilt maken, selecteert u de werkbladcellen met de gegevens die u in de grafiek wilt opnemen, drukt u op
Menu en selecteert u 
Invoegen
 > 
Nieuwe grafiek
. Selecteer het grafiektype, geef op of de grafiek twee- of driedimensionaal
moet worden, wijzig de achtergrondkleur en de askleur of voeg een titel aan de grafiek toe.
Als u het cellenbereik waarop de grafiek is gebaseerd wilt wijzigen, drukt u op 
Werkblad grafiek
, selecteert u het werkblad
waarop de grafiek is gebaseerd en drukt u op 
OK
. Selecteer een nieuw cellenbereik, druk op Menu en selecteer 
Beeld
 >
Werkbladen/grafieken
. Selecteer het grafiekblad en druk op 
OK
. Druk vanuit het grafiekblad op Menu en selecteer 
Extra
 >
Gegevens vervangen
. Druk op 
Bereiken vervangen
 om de wijziging te bevestigen.
Als u grafiekbladgegevens wilt vervangen, drukt u op 
Werkblad grafiek
. Selecteer het werkblad en druk op 
OK
. Wijzig de gegevens
in het werkblad en druk op 
OK
. Druk op Menu en selecteer 
Beeld
 > 
Werkbladen/grafieken
. Selecteer de grafiek en druk op 
OK
.
Als u het algemene uiterlijk van een grafiek wilt wijzigen, drukt u op 
Grafiekopties
. U kunt het grafiektype selecteren, de grafiek
driedimensionaal maken en de achtergrondkleur en askleur wijzigen. Verder kunt u de titel wijzigen die in de grafiek wordt
weergegeven.
Als u een grafiek in detail wilt opmaken, drukt u op 
Selecteer object
. Selecteer het object dat u wilt wijzigen en druk op 
OK
. Druk
op Enter om een dialoogvenster te openen waarin u de relevante instellingen kunt wijzigen.
Tip: U kunt grafiekbladobjecten ook selecteren door op Tab te drukken.
Als u wilt overschakelen naar een ander grafiekblad in dezelfde werkmap, drukt u op 
Werkblad grafiek
. Selecteer de grafiek en
druk op 
OK
.
Als u een grafiekblad wilt verwijderen, drukt u op Menu en selecteert u 
Grafiek
 > 
Grafiek verwijderen
.
Lijst van functies
ABS(getal)
Geeft als resultaat de absolute waarde van een getal.
ACOS(getal)
Berekent de boogcosinus van een getal.
ADDRESS(rij, kolom,alinea,A1,paginanaam)
Geeft als resultaat een verwijzing naar een rij in een tabel.
ASIN(getal)
Berekent de boogsinus van een getal.
ATAN(getal)
Berekent de boogtangens van een getal.
ATAN2 (x_getal,y_getal)
Berekent de boogtangens van x- en y-coördinaten.
AVERAGE(getal1,getal2,...)
Berekent het gemiddelde van de argumenten.
CELL(typ info,verwijzing)
Geeft informatie over locatie, opmaak of inhoud.
W e r k b l a d
Copyright © 2004-2005 Nokia. All Rights Reserved.
52