Nokia 9500 Communicator

Page 99
background image
Als u de kantlijnen van een pagina wilt definiëren, drukt u op Menu en selecteert u 
Bestand
 > 
Afdrukken
 > 
Pagina-
instelling...
. Selecteer het tabblad 
Marges
, ga naar elk kantlijnveld en typ een getal.
Als u de nieuwe kantlijnen wilt bekijken, sluit u het dialoogvenster 
Pagina-instellingen
, drukt u op Menu en selecteert u
Bestand
 > 
Afdrukken
 > 
Afdrukvoorbeeld
. Het is mogelijk dat uw printer niet geschikt is voor het afdrukken van documenten
met zeer smalle kantlijnen.
Als u een koptekst voor een pagina wilt definiëren, drukt u op Menu en selecteert u 
Bestand
 > 
Afdrukken
 > 
Pagina-
instelling...
. Open het tabblad 
Koptekst
 en voer de tekst voor de koptekst in. Druk op 
Invoegen
 als u een bestandsnaam, object,
paginanummers, tijd of datum in de koptekst wilt gebruiken.
Als u het uiterlijk van de tekst wilt wijzigen, drukt u op 
Opmaak
.
Als u de koptekst dichter naar of verder van de bovenzijde van de pagina wilt verplaatsen, gaat u naar 
Afstand vanaf bovenkant
pagina
 en typt u een getal. Het is mogelijk dat uw printer niet geschikt is voor het afdrukken van documenten met zeer smalle
kantlijnen.
Als u een voettekst voor een pagina wilt definiëren, drukt u op Menu en selecteert u 
Bestand
 > 
Afdrukken
 > 
Pagina-
instelling...
. Open het tabblad 
Voettekst
 en voer de tekst voor de voettekst in. Druk op 
Invoegen
 als u een bestandsnaam, object,
paginanummers, tijd of datum in de voettekst wilt gebruiken.
Als u het uiterlijk van de tekst wilt wijzigen, drukt u op 
Opmaak
.
Als u de voettekst dichter naar of verder van de onderzijde van de pagina wilt verplaatsen, gaat u naar 
Afstand vanaf
ondermarge
 en typt u een getal.
Als u het nummer voor de eerste pagina wilt selecteren, gaat u naar 
Beginnen met nummeren bij
 en voert u het nummer in. In
de meeste gevallen begint u met 1 of 0.
Als u de kop- of voettekst wilt uitsluiten van de eerste pagina, gaat u naar 
Koptekst op eerste pagina
 of 
Voettekst op eerste
pagina
, drukt u op 
Wijzigen
 en selecteert u 
Nee
.
Problemen met afdrukken
De communicator geeft een melding weer als deze niet met een compatibele printer kan worden verbonden.
Hieronder volgen enkele uitgangspunten bij het oplossen van problemen:
• Printer - controleer of de printer is ingeschakeld en on line is, druk een testpagina af, probeer af te drukken terwijl de
communicator rechtstreeks met de printer is verbonden, controleer of de printer wel werkt met andere draadloze apparaten
en controleer of de printer door de communicator wordt ondersteund.
• Infrarood - controleer of infrarood is ingeschakeld, of de infraroodpoorten van de communicator en de printer op elkaar zijn
gericht en of er op beide poorten geen heldere lampjes branden.
• Bluetooth - controleer of Bluetooth is ingeschakeld en of de communicator andere Bluetooth-apparaten dan de printer kan
vinden, en controleer of de communicator en de printer niet te ver van elkaar verwijderd zijn.
• Wireless LAN - controleer of wireless LAN is ingeschakeld en of de instellingen voor wireless LAN juist zijn, of de wireless
printer compatibel is met de communicator en controleer of andere wireless LAN-apparaten uw wireless printer kunnen
vinden.
Instellingen voor mobiel afdrukken beheren
Als u de printerinstellingen wilt beheren als u afdrukt met een compatibele Hewlett-Packard-printer, gaat u naar 
Bureaublad
 >
Extra
 > 
Config.scherm
 > 
Extra's
 > 
HP-printerselectie
. Definieer de volgende instellingen:
Printermodel
 — Selecteer de printer die u wilt gebruiken.
Kwaliteit
 — Selecteer de afdrukkwaliteit, afhankelijk van de afdrukkwaliteiten die door de printer worden ondersteund.
Standaard
 is voor afdrukken met 600 dpi, 
Concept
 voor snel afdrukken met 300 dpi, 
Best
 voor afdrukken met 1200 dpi en
Maximum
 voor afdrukken met 2400/4800 dpi. Als u inkt wilt besparen of sneller wilt afdrukken, selecteert u 
Standaard
 of
Concept
.
Mediatype
 — Selecteer het type afdrukmateriaal.
Kleur
 — Geef aan of u wilt afdrukken in kleur of in grijstinten, afhankelijk van de printer.
Apparaatbeheer (netwerkdienst)
In de toepassing 
Apparaatbeheer
 kunt u verbindingsinstellingen configureren, bijvoorbeeld voor e-mail, multimediaberichten
of internet.
Ga naar 
Bureaublad
 > 
Extra
 > 
Apparaatbeheer
.
De verbinding voor apparaatbeheer wordt gewoonlijk door de server gestart wanneer de apparaatinstellingen moeten worden
bijgewerkt.
C o n n e c t i v i t e i t
Copyright © 2004-2005 Nokia. All Rights Reserved.
99