Nokia 9500 Communicator

Page 95
background image
19.
Connectiviteit
De communicator beschikt over verschillende connectiviteitstypen. U kunt gebruikmaken van draadloze
connectiviteitsmethoden zoals wireless LAN, Bluetooth of infrarood, maar ook van een USB-kabelverbinding (Universal Serial
Bus) voor PC Suite of IP-passthrough.
Wireless LAN
U kunt toegangspunten definiëren voor een wireless LAN ten behoeve van toepassingen waarvoor verbinding met internet is
vereist. 
Een ad-hoc netwerk opzetten
Met behulp van toepassingen van derden kunnen draadloze stations via ad-hoc netwerken rechtstreeks met elkaar
communiceren zonder toegangspunten voor wireless LAN's. Eén gebruiker zet het ad-hoc netwerk op, waarna andere gebruikers
zich op het netwerk kunnen aanmelden.
U moet voor het ad-hoc netwerk eerst een internettoegangspunt maken.
Een internettoegangspunt voor een ad-hoc netwerk maken
1. Selecteer 
Bureaublad
 > 
Extra
 > 
Config.scherm
 en selecteer 
Verbindingen
 > 
Instellen internet
.
2. Druk op 
Nieuw
. U kunt desgewenst een bestaand toegangspunt gebruiken als basis voor het nieuwe toegangspunt.
3. Definieer de instellingen.
Naam internetinstellingen
 — Geef de verbinding een duidelijke naam.
Netwerk-id
 — Selecteer de netwerk-ID op basis van het bestemmingsnetwerk waartoe u met het internettoegangspunt
toegang wilt. U kunt netwerk-ID's hernoemen en nieuwe netwerk-ID's maken. Met de juiste netwerk-ID zorgt u ervoor
dat het gegevensverkeer rechtstreeks naar het gewenste netwerk wordt doorgestuurd. Met name VPN-software (Virtual
Private Network) kan het gegevensverkeer voor een bepaald netwerk beperken.
Type internetinstellingen
 — Selecteer wireless LAN als verbindingstype.
Netwerkmodus
 — Selecteer 
Ad-hoc
.
Netwerknaam
 — Geef het netwerk een naam.
Beveiligingsmodus
 — Selecteer 
WEP
 als u ter verificatie een WEP-sleutel (Wired Equivalent Privacy) wilt gebruiken.
4. Als u 
WEP
 hebt geselecteerd als beveiligingsmodus, moet u ook deze instellingen configureren.
Index WEP-sleutel
 — Selecteer een getal voor de WEP-sleutel.
Lengte WEP-sleutel
 — Selecteer de juiste sleutellengte. Ondersteunde sleutellengten zijn 40, 104 en 232 bits. Hoe meer
bits zich in de sleutel bevinden, des te hoger het beveiligingsniveau.
Type WEP-sleutel
 — Selecteer of u de WEP-sleutelgegevens in hexadecimale notatie (
HEX
) of in tekstvorm (
ASCII
) wilt
invoeren.
Gegevens WEP-sleutel
 — Voer de WEP-sleutelgegevens in. Het aantal tekens dat u kunt invoeren, hangt af van de
sleutellengte die u hebt gekozen. Sleutels die bijvoorbeeld 40 bits lang zijn, bestaan uit 5 alfanumerieke tekens of uit 10
hexadecimale tekens.
5. Druk op 
Voltooien
 of 
Gereed
 nadat u alle instellingen hebt geconfigureerd. Druk op 
Geavanc.
 als u geavanceerde instellingen
moet configureren. 
Kabelverbinding
U kunt de communicator aansluiten op een compatibele pc met behulp van een DKU-2 (USB)-kabel. Sluit de kabel aan op de
onderzijde van de communicator. 
U kunt de kabel ook aansluiten via de bureaulader van de communicator. Als u de kabel aansluit via de bureaulader, moet de
connector van de kabel ondersteboven worden aangesloten.
U moet eerst het DKU-2-stuurprogramma op uw pc installeren om een kabelverbinding te kunnen gebruiken. Zie de cd-rom in
het verkooppakket of ga naar www.nokia.com voor meer informatie.
IP-passthrough
U kunt ook een kabel gebruiken voor 
IP-passthrough
, waarbij de communicator gebruikmaakt van de internetverbinding van
een computer. U kunt IP-passthrough gebruiken net zoals een internettoegangspunt, bijvoorbeeld om te surfen of voor
synchronisatie op afstand.
U kunt IP-passthrough niet gelijktijdig met Nokia PC Suite gebruiken. Instellingen voor een kabelverbinding kunt u opgeven in
Config.scherm
U kunt de modem niet activeren als u 
IP-passthrough
 selecteert bij de instellingen voor een kabelverbinding. Gebruik 
PC Suite-
verbinding
 of 
IP-pass. prioriteit boven PC-Suite
 zonder actieve IP-passthrough-verbinding.
Copyright © 2004-2005 Nokia. All Rights Reserved.
95