Nokia E61

Page 64
background image
Werken met cellen
Als u een cel wilt bewerken, selecteert u de cel en selecteert u 
Opties
 > 
Celveld weergeven
 > 
Celveld bewerken
. Een
bewerkingsveld voor het bovenste gedeelte wordt geopend. Voer de gegevens in en selecteer 
Gereed
 om de bewerking te
voltooien.
Als u cellen wilt invoegen, selecteert u het gebied waarin u nieuwe cellen wilt invoegen en selecteert u 
Opties
 > 
Cellen
 >
Invoegen
. U kunt cellen invoegen boven (
Cellen nr bened. vrpltsn
) of links van (
Cellen nr rechts vrpltsn
) het geselecteerde bereik.
Als u slechts één cel selecteert, wordt slechts één nieuwe cel ingevoegd. Als u een cellenbereik selecteert, wordt een
overeenkomstig bereik lege cellen ingevoegd. U kunt ook een nieuwe rij of kolom invoegen.
Als u de inhoud of opmaak van cellen wilt wissen, selecteert u de cellen en selecteert u 
Opties
 > 
Cellen
 > 
Wissen
. Als u
Opmaak
 selecteert, wordt de opmaak van de geselecteerde cellen verwijderd maar blijft de inhoud behouden. De standaardstijl
wordt gebruikt. Als u 
Inhoud
 selecteert, wordt de inhoud van de geselecteerde cellen verwijderd maar blijft de opmaak
behouden. U kunt ook zowel de opmaak als de inhoud van de geselecteerde cellen verwijderen.
Als u cellen, rijen of kolommen wilt verwijderen, selecteert u de gewenste items en selecteert u 
Opties
 > 
Cellen
 > 
Verwijderen
.
U kunt een gehele rij of kolom verwijderen. Als u 
Cellen naar links
 selecteert, worden de geselecteerde cellen verwijderd en
worden de cellen rechts van de verwijderde cellen naar links verplaatst. Als u 
Cellen nr boven vrpltsn
 selecteert, worden de cellen
onder de verwijderde cellen omhoog verplaatst.
Tip:  Wanneer u informatie verwijdert waarop een grafiek is gebaseerd, wordt die informatie ook uit de grafiek
verwijderd.
Functies invoegen
Functies worden gebruikt om berekeningen te automatiseren.
Als u een functie in een geselecteerde cel wilt invoegen, selecteert u een cel. Selecteer 
Opties
 > 
Invoegen
 > 
Functie
 en selecteer
een functie in de lijst. Met 
#MIN
 wordt bijvoorbeeld de laagste waarde in de numerieke inhoud van een geselecteerd cellenbereik
gezocht, met 
#AVERAGE
 wordt het gemiddelde van de waarden berekend en met 
#SUM
 worden de waarden opgeteld. Nadat u
de cellen hebt geselecteerd, drukt u op de joystick. De functie wordt ingevoegd in de geselecteerde cel. Voer op het werkblad
de cellen waarop u de functie wilt toepassen tussen haakjes in en druk op de joystick.
Tip: Controleer voordat u een functie invoegt of 
Opties
 > 
Celveld weergeven
 > 
Raster bewerken
 actief is en of de
geselecteerde cel leeg is of begint met =.
Voorbeeld:  U wilt de getallen in cel C2 tot en met C6 optellen en het resultaat weergeven in cel C7. Selecteer cel C7 en
selecteer 
Opties
 > 
Invoegen
 > 
Functie
. Selecteer 
#SUM
 en druk op de joystick. Voer C2:C6 tussen haakjes in en druk op
de joystick. De som verschijnt in cel C7.
Als u meer informatie over een functie wilt weergeven, selecteert u een cel en selecteert u 
Opties
 > 
Invoegen
 > 
Functie
. Selecteer
een functie in de lijst en selecteer 
Opties
 > 
Beschrijving
.
Webkoppelingen
Als u een webkoppeling wilt openen, selecteert u de cel met de webkoppeling. Selecteer 
Opties
 > 
Koppeling
 > 
Ga naar
.
Als u een webkoppeling wilt bewerken, selecteert u de cel met de webkoppeling. Selecteer 
Opties
 > 
Koppeling
 > 
Bewerken
. U
kunt het webadres en de naam van de koppeling bewerken.
Grafieken maken en wijzigen
Wanneer u de gegevens in een werkblad wijzigt, wordt de grafiek automatisch bijgewerkt.
Als u een grafiek wilt openen, opent u de overzichtsweergave, selecteert u het werkblad en de grafiek en drukt u op de joystick.
Als grafieken niet zichtbaar zijn, selecteert u 
Opties
 > 
Uitvouwen
.
Als u een nieuwe grafiek wilt maken, selecteert u de werkbladcellen met de gegevens die u in de grafiek wilt opnemen, en
selecteert u 
Opties
 > 
Invoegen
 > 
Grafiek
. Als u het algemene uiterlijk van een bestaande grafiek wilt wijzigen, opent u een
grafiekweergave. Selecteer 
Opties
 > 
Weergeven
 > 
Grafiek
. U kunt de naam van de grafiek wijzigen en het cellengebied definiëren.
U kunt het grafiektype wijzigen, de grafiek twee- of driedimensionaal maken of de achtergrondkleur en askleur wijzigen. Druk
de joystick naar rechts om een titel aan de grafiek en assen toe te voegen.
Als u een grafiek in detail wilt opmaken, opent u een grafiekweergave. Selecteer 
Opties
 > 
Weergeven
 en selecteer het object
dat u wilt wijzigen. U kunt de instellingen wijzigen voor de reeks, de x-as en de y-as (zoals de maatstreepjes van elke as).
Tekst zoeken
Als u tekst wilt zoeken, opent u de werkbladweergave en selecteert u 
Opties
 > 
Zoeken
. Typ de tekst in het veld 
Zoeken:
 en druk
op de joystick. Wanneer de cel wordt gevonden, drukt u nogmaals op de joystick voor de volgende overeenkomst.
K a n t o o r t o e p a s s i n g e n
Copyright © 2006 Nokia. All Rights Reserved.
64