Nokia E61

Page 91
background image
Als u een indicator wilt weergeven wanneer op uw huidige locatie een wireless LAN beschikbaar is, selecteert u 
Beschikbrhd
tonen
 > 
Ja
.
Als u het tijdsinterval wilt instellen waarna uw apparaat moet scannen op beschikbare wireless LAN's en de indicator moet
bijwerken, selecteert u 
Zoeken nr netwerken
.
Geavanceerde WLAN-instellingen
Selecteer 
Menu
 > 
Instrum.
 > 
Instell.
 > 
Verbinding
 > 
Wireless LAN
 > 
Opties
 > 
Geavan. instellingen
. De geavanceerde wireless LAN-
instellingen worden doorgaans automatisch gedefinieerd en het is niet raadzaam deze instellingen te wijzigen.
Als u de instellingen handmatig wilt bewerken, selecteert u 
Automat. configuratie
 > 
Uitgeschakeld
 en definieert u de volgende
instellingen:
Lange probeerlimiet
 — Voer het maximum aantal transmissiepogingen in dat moet worden uitgevoerd als het apparaat
geen ontvangstbevestigingssignaal van het netwerk ontvangt.
Korte probeerlimiet
 — Voer het maximum aantal transmissiepogingen in dat moet worden uitgevoerd als het apparaat geen
clear-to-send-signaal van het netwerk ontvangt.
RTS-drempel
 — Selecteer de packet-grootte waarbij het wireless LAN-toegangspunt een verzoek om verzending indient
voordat het pakket wordt verzonden.
Energieniv. transmis.
 — Selecteer het energieniveau van uw apparaat tijdens transmissie.
Radiometingen
 — De radiometingen in- of uitschakelen.
Energiespaarstand
 — Geef aan of de accu van het apparaat wilt sparen.
Als u de oorspronkelijke waarden van alle instellingen wilt herstellen, selecteert u 
Opties
 > 
Std.inst. herstellen
.
Beveiligingsinstellingen voor wireless LAN-toegangspunten
Selecteer 
Menu
 > 
Instrum.
 > 
Instell.
 > 
Verbinding
 > 
Toegangspunten
. Selecteer 
Opties
 > 
Nieuw toegangspunt
 en begin met het
invoeren van een wireless LAN-toegangspunt of selecteer een wireless LAN-toegangspunt en selecteer 
Opties
 > 
Bewerken
.
WEP-beveiligingsinstellingen
Selecteer 
WLAN-beveil.modus
 > 
WEP
 in de instellingen voor het toegangspunt.
De WEP-coderingsmethode (Wired Equivalent Privacy) codeert gegevens voordat deze worden overgebracht. Toegang tot het
netwerk wordt geweigerd aan gebruikers die niet beschikken over de vereiste WEP-sleutels. Wanneer de WEP-
beveiligingsmodus in gebruik is, worden de gegevens genegeerd als uw apparaat een gegevenspakket ontvangt dat niet is
gecodeerd met de WEP-sleutels.
In een 
Ad-hoc
-netwerk moeten alle apparaten dezelfde WEP-sleutel gebruiken.
Selecteer 
WLAN-beveil.instell.
 en maak een keuze uit de volgende opties:
WEP-sleutel in gebr.
 — Selecteer de gewenste WEP-sleutel.
Verificatietype
 — Selecteer 
Open
 of 
Gedeeld
.
Instell. WEP-sleutel
 — Bewerk de instellingen voor de WEP-sleutel.
Instellingen WEP-sleutel
Selecteer 
WLAN-beveil.modus
 > 
WEP
 in de instellingen voor het toegangspunt.
In een 
Ad-hoc
-netwerk moeten alle apparaten dezelfde WEP-sleutel gebruiken.
Selecteer 
WLAN-beveil.instell.
 > 
Instell. WEP-sleutel
 en maak een keuze uit de volgende opties:
WEP-codering
 — Selecteer de gewenste lengte van de WEP-coderingssleutel.
Indeling WEP-sleutel
 — Selecteer of u de gegevens voor de WEP-sleutel wilt invoeren in de indeling 
ASCII
 of 
Hexadecimaal
.
WEP-sleutel
 — Voer de WEP-sleutelgegevens in.
802.1x beveiligingsinstellingen
Selecteer 
WLAN-beveil.modus
 > 
802.1x
 in de instellingen voor het toegangspunt.
802.1x
 verifieert en autoriseert de apparaten om toegang te krijgen tot een draadloos netwerk en voorkomt toegang als de
autorisatieprocedure mislukt.
Selecteer 
WLAN-beveil.instell.
 en selecteer de volgende opties:
WPA-modus
 — Selecteer 
EAP
 (Extensible Authentication Protocol) of 
Vooraf ged. sleutel
 (een geheime sleutel die wordt
gebruikt voor identificatie van het apparaat).
Instell. EAP-plug-in
 — Als u 
WPA-modus
 > 
EAP
 hebt geselecteerd, selecteert u de EAP-plug-ins die in uw apparaat zijn
gedefineerd voor gebruik met het toegangspunt.
Vooraf ged. sleutel
 — Als u 
WPA-modus
 > 
Vooraf ged. sleutel
 hebt geselecteerd, voert u de gedeelde persoonlijke sleutel in
waarmee uw apparaat wordt geïdentificeerd bij het wireless LAN waarmee u verbinding maakt.
De instellingen die gewijzigd kunnen worden, kunnen verschillen.
WPA-beveiligingsinstellingen
Selecteer 
WLAN-beveil.modus
 > 
WPA/WPA2
 in de instellingen voor het toegangspunt.
I n s t e l l .
Copyright © 2006 Nokia. All Rights Reserved.
91