Nokia E90 Communicator

Page 52
background image
Het SIM-toegangsprofiel gebruiken
1. Selecteer   > 
Connect.
 > 
Bluetooth
 > 
Externe SIM-modus
 > 
Aan
.
2. Activeer Bluetooth in de carkit.
3. Gebruik uw carkit om het zoeken naar compatibele apparaten te starten. Raadpleeg de gebruikershandleiding bij uw carkit
voor instructies.
4. Selecteer uw Nokia E90 Communicator in de lijst met compatibele apparaten.
5. Koppel de apparaten door de Bluetooth-toegangscode die op het scherm van de carkit wordt weergeven op uw Nokia E90
Communicator in te voeren.
Tip: Als u de SIM-kaart al met het actieve gebruikersprofiel vanaf de carkit hebt benaderd, zoekt de carkit automatisch
naar een apparaat met deze SIM-kaart. Als uw Nokia E90 Communicator wordt gevonden en automatische autorisatie
geactiveerd is, wordt automatisch verbinding gemaakt met het GSM-netwerk wanneer u de auto start.
Wanneer u het profiel voor externe SIM-toegang activeert, kunt u toepassingen op uw apparaat gebruiken die geen netwerk
of SIM-diensten nodig hebben.
Als u een verbinding tussen uw apparaat en de carkit tot stand wilt brengen zonder afzonderlijke acceptatie of autorisatie,
selecteert u   > 
Connect.
 > 
Bluetooth
 en opent u het tabblad met gekoppelde apparaten. Selecteer de carkit, druk op de
navigatietoets en voer de Bluetooth-toegangscode in. Als het apparaat vraagt of er automatisch verbinding moet worden
gemaakt, selecteert u 
Ja
. Als u 
Nee
 selecteert, moeten verbindingsverzoeken van dit apparaat elke keer opnieuw expliciet worden
geaccepteerd.
Als u de verbinding voor externe SIM-toegang op uw apparaat wilt beëindigen, selecteert u   > 
Connect.
 > 
Bluetooth
 >
Externe SIM-modus
 > 
Uit
.
Infrarood 
Richt de infrarood-straal (IR) niet op andermans ogen en vermijd dat deze stoort met andere IR-apparaten. Dit apparaat is een
Klasse 1 laserproduct.
Gebruik infrarood om twee apparaten met elkaar te verbinden en gegevens tussen de apparaten uit te wisselen. Met infrarood
kunt u gegevens zoals visitekaartjes, agendanotities en mediabestanden uitwisselen met een compatibel apparaat.
Gegevens verzenden en ontvangen
1. Zorg ervoor dat de infraroodpoorten van beide apparaten naar elkaar toe gericht zijn. De onderlinge positie van de apparaten
is belangrijker dan de hoek of de afstand.
2. Selecteer   > 
Connect.
 > 
Infrarood
 om infrarood in te schakelen op uw apparaat.
3. Schakel infrarood in op het andere apparaat en wacht een paar seconden totdat de infraroodverbinding tot stand is gebracht.
4. Zoek het gewenste bestand in een toepssing of Bestandsbeheer en selecteer 
Opties
 > 
Zenden
 > 
Via infrarood
.
Als de gegevensoverdracht niet binnen een minuut na activering van de infraroodpoort is gestart, wordt de verbinding
verbroken en moet deze opnieuw tot stand worden gebracht.
Alle items die via infrarood worden ontvangen, worden in de map Inbox van Berichten geplaatst.
Als de apparaten tijdens de verbinding worden verplaatst, wordt de verbinding verbroken maar blijft de infraroodstraal op uw
apparaat actief totdat u deze uitschakelt.
Internettoegangspunten
Een toegangspunt is het punt waar uw apparaat verbinding maakt met een netwerk. Als u e-mail en multimediadiensten wilt
gebruiken of verbinding met internet wilt maken en webpagina's wilt weergeven, moet u eerst het internettoegangspunt
definiëren voor deze diensten. Mogelijk moet u meerdere internettoegangspunten instellen, afhankelijk van de sites waartoe
u toegang wilt. Het kan bijvoorbeeld nodig zijn dat u voor het browsen op internet een ander toegangspunt gebruikt dan voor
toegang tot uw bedrijfsintranet. Voor verbinding met internet via GPRS beschikt uw apparaat mogelijk over vooraf gedefinieerde
standaardinstellingen voor internettoegangspunten.
Wanneer u het apparaat voor het eerst inschakelt, worden de toegangspunten mogelijk automatisch geconfigureerd op basis
van gegevens over uw serviceprovider op uw SIM-kaart. U kunt de instellingen voor het internettoegangspunt ook ontvangen
in een bericht van de serviceprovider. Hierdoor hoeft u minder instellingen zelf in te voeren.
De beschikbare opties kunnen verschillen. Sommige of alle toegangspunten kunnen vooraf door uw serviceprovider zijn
ingesteld in uw apparaat. U kunt wellicht geen toegangspunten toevoegen, wijzigen of verwijderen. Neem contact op met uw
serviceprovider en e-mailserviceprovider voor meer informatie over toegangspunten en instellingen.
Een internettoegangspunt voor gegevensoproepen definiëren
1. Selecteer   > 
Instrumenten
 > 
Instell.
 > 
Verbinding
 > 
Toegangspunten
.
C o n n e c t i v i t e i t
© 2007 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
52