Nokia E90 Communicator

Page 77
background image
Lange probeerlimiet
 — Voer het maximum aantal verzendpogingen in voor als er geen ontvangstbevestiging van het netwerk
wordt ontvangen.
Korte probeerlimiet
 — Voer het maximumaantal verzendpogingen in voor als er geen gereedmelding voor verzenden van
het netwerk wordt ontvangen.
RTS-drempel
 — Stel voor gegevens de pakketgrootte in waarbij het toegangspunt voor het draadloze LAN-netwerk vraagt
of de gegevens moeten worden verzonden, alvorens dit ook daadwerkelijk te doen.
Beschkbrhd WLAN tonen
  — Het apparaat zo instellen dat wordt aangegeven wanneer het WLAN beschikbaar is.
Energieniv. transmissie
 — Stel het energieniveau van uw apparaat bij het verzenden van gegevens in.
Radiometingen
 — Schakel de radiometingen in of uit.
Energiespaarstand
 — Schakel energiebesparing in.
Als u alle oorspronkelijke instellingen wilt terugzetten, selecteert u 
Opties
 > 
Stndrdinstell. herstellen
.
WLAN-beveiligingsinstellingen
Selecteer 
Toegangspunten
 > 
Opties
 > 
Nieuw toegangspunt
 of selecteer een toegangspunt en kies 
Opties
 > 
Bewerken
.
Selecteer in de instellingen voor het toegangspunt 
WLAN-beveil.modus
 en de gewenste modus.
WEP-beveiligingsinstellingen
Selecteer 
Toegangspunten
 > 
Opties
 > 
Nieuw toegangspunt
 of selecteer een toegangspunt en kies 
Opties
 > 
Bewerken
.
Selecteer in de toegangspuntinstellingen 
WLAN-beveil.modus
 > 
WEP
.
Met de coderingsmethode WEP (Wired Equivalent Privacy) worden gegevens voor verzending gecodeerd. Gebruikers die niet
over de vereiste WEP-sleutels beschikken, krijgen geen toegang tot het netwerk. Wanneer de WEP-beveiligingsmodus is
ingeschakeld en uw apparaat packet-gegevens ontvangt die niet met de WEP-sleutels zijn gecodeerd, worden deze gegevens
genegeerd.
In een 
Ad-hoc
 netwerk moet op alle apparaten dezelfde WEP-sleutel worden gebruikt.
Selecteer 
WLAN-beveil.instell.
 en maak een keuze uit de volgende opties:
WEP-sleutel in gebr.
 — Selecteer de gewenste WEP-sleutel.
Verificatietype
 — Selecteer 
Open
 of 
Gedeeld
.
Instell. WEP-sleutel
 — Wijzig de instellingen voor de WEP-sleutel.
WEP-sleutelinstellingen
Selecteer in de toegangspuntinstellingen 
WLAN-beveil.modus
 > 
WEP
.
Selecteer 
WLAN-beveil.instell.
 > 
Instell. WEP-sleutel
 en maak een keuze uit de volgende opties:
WEP-codering
 — Stel de gewenste lengte van de WEP-sleutel in.
Indeling WEP-sleutel
 — Stel in of u de WEP-sleutelgegevens wilt invoeren in de indeling 
ASCII
 of 
Hexadecimaal
.
WEP-sleutel
 — Voer de WEP-sleutelgegevens in.
802.1x-beveiligingsinstellingen
Selecteer in de toegangspuntinstellingen 
WLAN-beveil.modus
 > 
802.1x
.
Met 
802.1x
 worden apparaten in een draadloos netwerk geverifieerd en geautoriseerd. Als het autorisatieproces voor een
apparaat mislukt, krijgt het desbetreffende apparaat geen toegang tot het netwerk.
Selecteer 
WLAN-beveil.instell.
 en maak een keuze uit de volgende opties:
WPA/WPA2
 — Selecteer 
EAP
 (Extensible Authentication Protocol) of 
Vooraf ged. sleutel
 (een geheime sleutel voor
apparaatidentificatie).
Instell. EAP-plug-in
 — Als u 
WPA/WPA2
 > 
EAP
 hebt geselecteerd, geeft u aan welke EAP-plug-ins op uw apparaat voor het
toegangspunt moeten worden gebruikt.
Vooraf ged. sleutel
 — Als u 
WPA/WPA2
 > 
Vooraf ged. sleutel
 hebt geselecteerd, voert u de gedeelde persoonlijke sleutel in
waarmee uw apparaat kan worden geïdentificeerd in het draadloze LAN-netwerk waarmee u verbinding maakt.
Welke instellingen kunnen worden gewijzigd, kan verschillen.
WPA-beveiligingsinstellingen
Selecteer in de toegangspuntinstellingen 
WLAN-beveil.modus
 > 
WPA/WPA2
.
Selecteer 
WLAN-beveil.instell.
 en maak een keuze uit de volgende opties:
WPA/WPA2
 — Selecteer 
EAP
 (Extensible Authentication Protocol) of 
Vooraf ged. sleutel
 (een geheime sleutel voor
apparaatidentificatie).
Instell. EAP-plug-in
 — Als u 
WPA/WPA2
 > 
EAP
 hebt geselecteert, geeft u aan welke EAP-plug-ins op uw apparaat voor het
toegangspunt moeten worden gebruikt.
I n s t e l l i n g e n
© 2007 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
77