Nokia E90 Communicator

Page 78
background image
Vooraf ged. sleutel
 — Als u 
WPA/WPA2
 > 
Vooraf ged. sleutel
 hebt geselecteerd, voert u de gedeelde persoonlijke sleutel in
waarmee uw apparaat kan worden geïdentificeerd in het draadloze LAN-netwerk waarmee u verbinding maakt.
Alleen WPA2 (modus)
 — Als u TKIP-codering wilt instellen, gebaseerd op wisselende sleutels die vaak genoeg wijzigen om
misbruik te voorkomen, selecteert u 
Uit
. Alle apparaten in het draadloze LAN-netwerk moeten ofwel TKIP-codering toestaan,
ofwel dit weigeren.
Welke instellingen kunnen worden gewijzigd, kan verschillen.
EAP
Selecteer   > 
Instrumenten
 > 
Instell.
 > 
Verbinding
 > 
Toegangspunten
.
De EAP-plug-ins (Extensible Authentication Protocol) worden gebruikt in draadloze netwerken voor de verificatie van draadloze
apparaten en verificatieservers, en de verschillende EAP-plug-ins zorgen ervoor dat er verschillende EAP-methoden
(netwerkdienst) kunnen worden gebruikt.
U kunt de EAP-plug-ins (Extensible Authentication Protocol) weergeven die momenteel op uw apparaat zijn geïnstalleerd
(netwerkdienst).
1. Als u de instellingen van EAP-plug-ins wilt definiëren, selecteert u 
Opties
 > 
Nieuw toegangspunt
 en definieert u een
toegangspunt dat WLAN als gegevensdrager gebruikt.
2. Selecteer 
802.1x
 of 
WPA/WPA2
 als beveiligingsmodus.
3. Selecteer 
WLAN-beveil.instell.
 > 
WPA/WPA2
 > 
EAP
 > 
Instell. EAP-plug-in
.
Als u een EAP-plug-in wilt gebruiken wanneer u via het toegangspunt verbinding maakt met een draadloos LAN-netwerk,
selecteert u de gewenste plug-in en kiest u 
Opties
 > 
Inschakelen
. De EAP-plug-ins die voor dit toegangspunt kunnen worden
gebruikt, zijn gemarkeerd. Als u geen gebruik wilt maken van een plug-in, selecteert u 
Opties
 > 
Uitschakelen
.
Als u de instellingen voor EAP-plug-ins wilt bewerken, selecteert u 
Opties
 > 
Bewerken
.
Als u de prioriteit van een EAP-plug-in wilt wijzigen, selecteert u 
Opties
 > 
Prioriteit verhogen
 om, wanneer u via het
toegangspunt verbinding met het netwerk maakt, de desbetreffende plug-in eerder te gebruiken dan andere plug-ins, of
Opties
 > 
Prioriteit verlagen
 om deze plug-in pas voor netwerkverificatie te gebruiken nadat andere plug-ins zijn geprobeerd.
Zie de Help bij het apparaat voor meer informatie over EAP-plug-ins.
Instellingen voor gegevensoproepen
Selecteer   > 
Instrumenten
 > 
Instell.
 > 
Verbinding
 > 
Gegev.oproep
.
Als u de time-out wilt instellen waarna gegevensverbindingen automatisch moeten worden verbroken als er geen gegevens
meer worden verzonden, selecteert u 
Tijd online
. Selecteer 
Door gebr. gedef.
 om zelf de tijd in te voeren of 
Onbeperkt
 om de
verbinding in stand te houden totdat u 
Opties
 > 
Verbind. verbreken
 selecteert.
SIP-instellingen (Session Initiation Protocol)
Selecteer   > 
Instrumenten
 > 
Instell.
 > 
Verbinding
 > 
SIP-instellingen
.
SIP-protocollen (Session Initiation Protocol) worden gebruikt voor het maken, wijzigen en beëindigen van bepaalde typen
communicatiesessies met een of meer deelnemers (netwerkdienst). SIP-profielen bevatten instellingen voor deze sessies. Het
SIP-profiel dat standaard voor een communicatiesessie wordt gebruikt, is onderstreept.
Als u een SIP-profiel wilt maken, selecteert u 
Opties
 > 
Nieuw SIP-profiel
 > 
Std.profiel gebrkn
 of 
Bestaand prof. gebr.
.
Als u het SIP-profiel wilt selecteren dat u standaard voor communicatiesessies wilt gebruiken, selecteert u 
Opties
 >
Standaardprofiel
.
SIP-profielen bewerken
Selecteer 
SIP-instellingen
 > 
Opties
 > 
Nieuw SIP-profiel
 of 
Bewerken
 en maak een keuze uit de volgende opties:
Profielnaam
 — Voer een naam in voor het SIP-profiel.
Dienstprofiel
 — Selecteer 
IETF
 of 
Nokia 3GPP
.
Stndrdtoegangspunt
 — Selecteer het toegangspunt dat u voor de internetverbinding wilt gebruiken.
Openb. gebr.naam
 — Voer uw gebruikersnaam in die u hebt ontvangen van uw serviceprovider.
Compressie gebruiken
 — Stel in of gegevenscompressie wordt gebruikt.
Registratie
 — Selecteer de wijze van registratie.
Beveiliging gebruiken
 — Stel in of beveiligingsonderhandeling moet worden uitgevoerd.
Proxyserver
 — Voer de proxyserverinstellingen voor dit SIP-profiel in.
Registrarserver
 — Voer de registratieserverinstellingen voor dit SIP-profiel in.
Welke instellingen kunnen worden gewijzigd, kan verschillen.
I n s t e l l i n g e n
© 2007 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
78