Nokia E90 Communicator

Page 80
background image
18.
Apparaat- en gegevensbeheer
Back-ups maken van gegevens
Het is raadzaam om de gegevens in het apparaatgeheugen regelmatig naar de geheugenkaart of een compatibele computer
te kopiëren.
Als u een back-up van gegevens in het apparaatgeheugen wilt maken op een geheugenkaart, selecteert u   > 
Instrumenten
 >
Geheugen
 > 
Opties
 > 
Reservekopie
.
Als u gegevens van de geheugenkaart wilt terugzetten naar het apparaatgeheugen, selecteert u   > 
Instrumenten
 >
Geheugen
 > 
Opties
 > 
Herst. vanaf kaart
.
U kunt het apparaat ook aansluiten op een compatibele computer en met Nokia PC Suite een back-up maken van de gegevens.
Externe configuratie 
Selecteer   > 
Instrumenten
 > 
App.beh.
.
Met Apparaatbeheer kunt u gegevens en software op het apparaat beheren.
U kunt verbinding maken met een server en configuratie-instellingen voor het apparaat ontvangen. U kunt serverprofielen en
verschillende configuratie-instellingen ontvangen van uw serviceproviders of de IT-afdeling van uw bedrijf. Configuratie-
instellingen zijn bijvoorbeeld verbindings- en andere instellingen die door verschillende toepassingen op uw apparaat worden
gebruikt. De beschikbare opties kunnen verschillen.
De verbinding voor externe configuratie wordt meestal geïnitieerd door de server wanneer de instellingen van het apparaat
moeten worden bijgewerkt.
Als u een nieuw serverprofiel wilt maken, selecteert u 
Opties
 > 
Nieuw serverprofiel
.
Definieer de volgende instellingen:
Servernaam
 — Voer een naam voor de configuratieserver in.
Server-ID
 — Voer de unieke ID van de configuratieserver in.
Serverwachtwoord
 — Voer het wachtwoord in waarmee uw apparaat door de server wordt herkend.
Sessiemodus
 — Selecteer het verbindingstype van uw voorkeur.
Toegangspunt
 — Selecteer het toegangspunt dat u wilt gebruiken voor de verbinding of maak een nieuw toegangspunt. U
kunt ook aangeven dat u wordt gevraagd welk toegangspunt u wilt gebruiken telkens wanneer u verbinding maakt.
Hostadres
 — Voer het webadres van de configuratieserver in.
Poort
 — Voer het poortnummer van de server in.
Gebruikersnaam
 — Voer uw gebruikers-ID voor de configuratieserver in.
Wachtwoord
 — Voer uw wachtwoord voor de configuratieserver in.
Config. toestaan
 — Selecteer 
Ja
 als u wilt instellen dat de server een configuratiesessie initieert.
Autom. accepteren
 — Selecteer 
Ja
 als u niet wilt dat de server om bevestiging vraagt wanneer er een configuratiesessie wordt
geïnitieerd.
Netwerkverificatie
 — Aangeven of http-verificatie moet worden gebruikt. Deze instelling is alleen beschikbaar als u internet
hebt geselecteerd als dragertype.
Gebr.naam netwerk
 — Voer uw gebruikers-ID voor http-verificatie in. Deze instelling is alleen beschikbaar als u internet hebt
geselecteerd als dragertype.
Wachtwoord netwerk
 — Voer uw wachtwoord voor de http-verificatie in. Deze instelling is alleen beschikbaar als u internet
hebt geselecteerd als dragertype.
Als u verbinding wilt maken met de server om configuratie-instellingen voor het apparaat te ontvangen, selecteert u 
Opties
 >
Configuratie starten
.
Als u het configuratielogboek van het geselecteerde profiel wilt weergeven, selecteert u 
Opties
 > 
Logboek bekijken
.
Toepassingsbeheer 
Selecteer   > 
Installaties
 > 
Toep.beh.
.
Met Toepassingsbeheer worden de geïnstalleerde softwarepakketten weergegeven met de bijbehorende gegevens als naam,
versienummer, type en grootte. U kunt de details van geïnstalleerde toepassingen weergeven, toepassingen verwijderen van
het apparaat en installatie-instellingen opgeven.
Belangrijk:  Installeer en gebruik alleen toepassingen en andere software van betrouwbare bronnen, zoals
toepassingen die een Symbian-ondertekening dragen of die de Java Verified™-test hebben doorstaan.
© 2007 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
80