Nokia E90 Communicator

Page 56
background image
Als het zoeken naar draadloze LAN-netwerken is uitgeschakeld en u geen verbinding hebt met een draadloos LAN-netwerk,
wordt in de actieve stand-by modus 
WLAN-scan uit
 weergegeven. Als u het zoeken naar beschikbare draadloze LAN-netwerken
wilt inschakelen, gaat u naar de rij met de status en drukt u op de navigatietoets.
U kunt het zoeken naar beschikbare draadloze LAN-netwerken starten door naar de rij met de status te gaan, op de navigatietoets
te drukken en 
Zoeken naar WLAN
 te selecteren. U kunt het zoeken uitschakelen door naar de rij met de status te gaan, op de
navigatietoets te drukken en 
WLAN-scan uitschakln
 te selecteren.
Wanneer 
Browsen starten
 wordt geselecteerd, stelt de WLAN-wizard automatisch een internettoegangspunt in voor het
geselecteerde draadloze LAN-netwerk. Het toegangspunt kan ook worden gebruikt met andere toepassingen waarvoor een
draadloze LAN-verbinding is vereist.
Als u een beveiligd draadloos LAN-netwerk selecteert, wordt u gevraagd de vereiste toegangscodes in te voeren. Als u verbinding
wilt maken met een verborgen netwerk, moet u de juiste SSID (Service Set Identifier) voor het verborgen netwerk invoeren.
WLAN-toegangspunten
Als u wilt zoeken naar draadloze LAN-netwerken die zich binnen bereik bevinden, selecteert u   > 
Connect.
 > 
WLAN-wiz.
. Als
u een internettoegangspunt in een draadloos LAN-netwerk wilt instellen, selecteert u 
Opties
 > 
Toeg.punt definiëren
. Als u de
gegevens van een netwerk in de lijst wilt weergeven, selecteert u 
Opties
 > 
Details
.
Wanneer u wordt gevraagd een toegangspunt te selecteren, selecteert u het ingestelde toegangspunt. U kunt ook een
internettoegangspunt instellen door 
Zoeken naar WLAN
 te selecteren, of door Verbindingsbeheer te gebruiken. 
Handmatig een WLAN-internettoegangspunt instellen
1. Selecteer   > 
Instrumenten
 > 
Instell.
 > 
Verbinding
 > 
Toegangspunten
.
2. Selecteer 
Opties
 > 
Nieuw toegangspunt
 om een nieuw toegangspunt te maken, of selecteer een bestaand toegangspunt
in de lijst en vervolgens 
Opties
 > 
Toegangspt dupliceren
 om het toegangspunt te gebruiken als basis voor het nieuwe
toegangspunt.
3. Definieer de volgende instellingen:
Naam verbinding
 — Voer een omschrijvende naam in voor de verbinding.
Drager gegevens
 — Selecteer 
Wireless LAN
.
WLAN-netwerknaam
 — Als u de SSID (Service Set Identifier) wilt invoeren waarmee het specifieke draadloze LAN-netwerk
wordt aangeduid, selecteert u 
Handmat. opgeven
. Als u een van de draadloze LAN-netwerken wilt selecteren die binnen
bereik zijn, selecteert u 
Netw.namen zken
.
Netwerkstatus
 — Selecteer 
Verborgen
 als het netwerk waarmee u verbinding maakt verborgen is, of 
Openbaar
 als het
niet verborgen is.
WLAN-netwerkmodus
 — Als u 
Infrastructuur
 selecteert, kunnen apparaten met elkaar en met andere LAN-apparaten
communiceren via een WLAN-toegangspunt. Als u 
Ad-hoc
 selecteert, kunnen apparaten onderling rechtstreeks gegevens
verzenden en ontvangen en is er geen WLAN-toegangspunt nodig.
WLAN-beveil.modus
 — U moet dezelfde beveiligingsmodus selecteren als voor het WLAN-toegangspunt wordt gebruikt.
Als u WEP (Wired Equivalent Privacy), 802.1x of WPA/WPA2 (Wi-Fi Protected Access) selecteert, moet u ook de relevante
aanvullende instellingen configureren.
WLAN-beveil.instell.
 — Bewerk de beveiligingsinstellingen voor de geselecteerde 
WLAN-beveil.modus
.
Homepage
 — Geef het webadres op van de pagina die u als startpagina op het scherm wilt weergeven wanneer u dit
toegangspunt gebruikt.
Geavanceerde instellingen voor WLAN-internettoegangspunten
Nadat u de basisinstellingen voor het internettoegangspunt voor draadloze LAN-netwerken hebt ingesteld, selecteert u
Opties
 > 
Geavanc. instell.
 en definieert u de volgende geavanceerde instellingen:
IPv4-instellingen
 — Voer het IP-adres en naamserveradres (DNS) van het apparaat in voor het IPv4-internetprotocol.
IPv6-instellingen
 — Selecteer of typ de naamserveradressen voor het IPv6-internetprotocol.
Ad-hoc kanaal
 — Het kanaal wordt meestal automatisch gekozen. Als u het kanaalnummer (1-11) handmatig wilt invoeren,
selecteert u 
Door gebr. gedef.
.
Proxyserveradres
 — Voer het adres van de proxyserver in.
Proxypoortnummer
 — Voer het poortnummer van de proxyserver in.
Welke instellingen kunnen worden gewijzigd, kan verschillen. Neem voor meer informatie contact op met uw serviceprovider.
WLAN-instellingen
D r a a d l o o s   L A N - n e t w e r k   ( W L A N )
© 2007 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
56