Nokia E90 Communicator

Page 76
background image
Verbindingsinstellingen
Selecteer   > 
Instrumenten
 > 
Instell.
 > 
Verbinding
.
Maak een keuze uit de volgende opties:
Toegangspunten
 — Stel nieuwe toegangspunten in of bewerk bestaande toegangspunten. Mogelijk zijn sommige of alle
toegangspunten voor uw apparaat vooraf door uw serviceprovider ingesteld. U kunt ze dan niet zelf maken, bewerken of
verwijderen.
Packet-ggvns
 — Stel in welke packet-gegevensverbindingen worden gebruikt en voer het toegangspunt in als u uw apparaat
als modem voor een computer gebruikt.
Wireless LAN
 — Stel in of het apparaat aangeeft wanneer er een draadloos LAN-netwerk beschikbaar is, en hoe vaak het
apparaat naar netwerken zoekt.
Gegev.oproep
 — Stel de time-out in waarna gegevensverbindingen automatisch moeten worden verbroken.
SIP-instellingen
 — Geef SIP-profielen (Session Initiation Protocol) weer of stel deze in.
Internettelefoon
 — Definieer instellingen voor internetoproepen.
Configuraties
 — Geef vertrouwde servers weer waarvan uw apparaat configuratie-instellingen kan ontvangen of verwijder
deze.
Neem contact op met uw serviceprovider voor informatie over WLAN (draadloos LAN-netwerk) of een abonnement op een
packetgegevensdienst en de bijbehorende verbindings en configuratieinstellingen.
Welke instellingen kunnen worden gewijzigd, kan verschillen.
Toegangspunten
Selecteer   > 
Instrumenten
 > 
Instell.
 > 
Verbinding
 > 
Toegangspunten
.
Een toegangspunt is het punt waar uw apparaat via een gegevensverbinding verbinding maakt met het netwerk. Als u e-mail-
en multimediadiensten wilt gebruiken en webpagina's wilt weergeven, moet u eerst toegangspunten voor deze diensten
definiëren.
Mogelijk zijn sommige of alle toegangspunten voor uw apparaat vooraf door uw serviceprovider ingesteld. U kunt ze dan niet
zelf maken, bewerken of verwijderen.
Selecteer 
Opties
 > 
Nieuw toegangspunt
 om een nieuw toegangspunt te maken, of selecteer een bestaand toegangspunt in de
lijst en vervolgens 
Opties
 > 
Toegangspt dupliceren
 om het toegangspunt te gebruiken als basis voor het nieuwe toegangspunt.
Instellingen voor packet-gegevens
Selecteer   > 
Instrumenten
 > 
Instell.
 > 
Verbinding
 > 
Packet-ggvns
.
Uw apparaat ondersteunt packet-gegevensverbindingen, zoals GPRS bij het GSM-netwerk. Wanneer u uw apparaat gebruikt in
het GSM- of UMTS-netwerk, kunnen meerdere gegevensverbindingen tegelijk actief zijn. Toegangspunten kunnen een
Als u de packet-gegevensinstellingen wilt definiëren, selecteert u 
Packet-ggvnsverb.
. Selecteer vervolgens 
Autom. bij signaal
om uw apparaat te registreren bij het packet-gegevensnetwerk zodra u het in een ondersteund netwerk inschakelt, of selecteer
Wanneer nodig
 om alleen een packet-gegevensverbinding tot stand te brengen als dit voor een bepaalde toepassing of
handeling is vereist. Selecteer 
Toegangspunt
 en voer de naam in van het toegangspunt dat de serviceprovider u heeft opgegeven
om het apparaat te kunnen gebruiken als packet-gegevensmodem voor uw computer.
Deze instellingen gelden voor alle toegangspunten voor packet-gegevensverbindingen.
WLAN-instellingen
Selecteer   > 
Instrumenten
 > 
Instell.
 > 
Verbinding
 > 
Wireless LAN
.
Als u wilt dat er een indicator wordt weergegeven als er een draadloos LAN-netwerk (WLAN) beschikbaar is op uw huidige
locatie, selecteert u 
Beschkbrhd WLAN tonen
 > 
Ja
.
Als u het tijdsinterval wilt selecteren voor het zoeken naar beschikbare draadloze LAN-netwerken en voor het bijwerken van
de indicator, selecteert u 
Zoeken naar netwerken
. Deze instelling is alleen zichtbaar als u 
Beschkbrhd WLAN tonen
 > 
Ja
 selecteert.
Als u het unieke MAC-adres (Media Access Control) wilt weergeven waarmee uw apparaat wordt geïdentificeerd, voert u in de
stand-by modus *#62209526# in. Het MAC-adres wordt op het scherm van het apparaat weergegeven.
Geavanceerde WLAN-instellingen
Selecteer 
Opties
 > 
Geavanc. instellingen
. De geavanceerde instellingen voor draadloze LAN-netwerken worden gewoonlijk
automatisch gedefinieerd en het wordt afgeraden deze instellingen te wijzigen.
Als u de instellingen handmatig wilt bewerken, selecteert u 
Autom. configuratie
 > 
Uitgeschakeld
 en definieert u de volgende
instellingen:
I n s t e l l i n g e n
© 2007 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
76